De
Stichting Leenrecht is aangewezen door de minister van Veiligheid en Justitie om de leenrechtvergoedingen te incasseren en verdelen, als collectieve beheerder van de rechten van de rechthebbende partijen. Als uw organisatie werken uitleent en geen wettelijke vrijstelling heeft, dan bent u wettelijk verplicht hiervan opgave te doen aan Stichting Leenrecht.
De leenrechttarieven worden vastgesteld door de Stichting Onderhandelingen Leenvergoedingen (
StOL), waarin zowel betalingsplichtigen als rechthebbenden zitting hebben. Bij het vaststellen van de tarieven zijn de ministers van Onderwijs, Cultuur en Wetenschappen en van Veiligheid en Justitie betrokken. De StOL heeft een onafhankelijke, door de overheid benoemde voorzitter.
Digitalisering
In het digitale tijdperk streven bibliotheken, archieven, musea en andere erfgoedinstellingen ernaar hun bronnen zoveel mogelijk digitaal ter beschikking te stellen. Niet alleen nieuwe informatie, maar ook kennis- en informatiebronnen uit het verleden. Veel werken zijn niet meer in de handel of alleen nog beschikbaar in de collecties van bibliotheken en archieven. Ook erfgoedinstellingen zijn in beginsel verplicht toestemming aan de rechthebbenden te vragen als ze auteursrechtelijk beschermd werk uit hun verzameling willen digitaliseren en online ter beschikking stellen. De bescherming tot 70 jaar na het overlijden van de maker kan een obstakel vormen voor erfgoedinstellingen die hun collecties willen digitaliseren. In de praktijk blijkt namelijk dat van veel werken de rechthebbenden ook met een zorgvuldige inspanning niet meer te achterhalen zijn. Dergelijke werken noemt men 'verweesde' werken. De Europese wetgever heeft dit probleem willen oplossen met een Richtlijn die het digitaliseren en beschikbaar stellen van deze verweesde werken mogelijk, en in Nederland is dit geregeld in de artikelen 16o tot en met 17 Auteurswet.
Voor het publiek toegankelijke bibliotheken, onderwijsinstellingen en musea, en ook archieven en instellingen voor cinematografisch of audiovisueel erfgoed, zonder commercieel oogmerk, mogen auteursrechtelijk beschermde werken reproduceren en beschikbaar stellen, mits:
a. het werk deel uitmaakt van de eigen collectie;
b. de rechthebbende op het werk na een zorgvuldig onderzoek niet is geïdentificeerd en opgespoord; en
c. de reproductie en beschikbaarstelling geschiedt in het kader van de uitoefening van een publieke taak, in het bijzonder het behouden en restaureren van de werken en het verstrekken van voor culturele en onderwijsdoeleinden bestemde toegang tot de werken uit de eigen verzameling van de hiervoor bedoelde organisaties.
De genoemde instellingen mogen hiermee alleen inkomsten genereren die dienen ter dekking van de kosten van de digitalisering en beschikbaarstelling.
Rechthebbenden zijn voor een deel vertegenwoordigd in collectieve beheersorganisaties (CBO’s). CBO’s bieden erfgoedinstellingen de mogelijkheid om de verantwoordelijkheid voor de rechtenafhandeling tegen een vergoeding aan de CBO’s over te laten, niet alleen voor de door hen vertegenwoordigde rechthebbenden, maar indien gewenst ook voor de (nog) niet door hen vertegenwoordigde of nog onbekende rechthebbenden. De erfgoedinstellingen kunnen daarbij deels gevrijwaard worden voor aanspraken van deze (nog) niet door de CBO vertegenwoordigde rechthebbenden. Zie
Servicedesk digitalisering.
Zolang de CBO ook nog niet over de rechten beschikt heeft de erfgoedinstelling wel het risico grotendeels afgewenteld op de CBO, maar formeel blijft de instelling dan inbreukmaker. Dat vinden ook de erfgoedinstellingen een ongewenste situatie. De Nederlandse wetgever studeert momenteel dan ook op de mogelijkheid van het invoeren van de zogenaamde ‘extended collective license’ constructie, waarbij een met een representatieve CBO afgesloten licentie in feite algemeen verbindend wordt verklaard.