Auteursrecht ontstaat vanzelf door het maken van een origineel werk. Dat geldt ook als het werk nog niet helemaal af is. Ook een ‘kladje’ of een niet helemaal gelukte of zelfs afgekeurde voorstudie kan best een ‘werk’ zijn dat voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking komt. De bescherming ontstaat dus helemaal automatisch (en gratis).
Het is niet nodig - en bovendien niet eens mogelijk - om auteursrecht aan te vragen, of in een register te laten inschrijven. Voor anderen dan de overheid is het ook niet nodig om een werk te voorzien van woorden als ‘auteursrecht voorbehouden’.
Om de buitenwereld te laten weten dat jij de maker van het werk bent (en daarmee dus ook de auteursrechthebbende) is het natuurlijk wel verstandig om je naam en de datum waarop je het werk gemaakt hebt bij of op het werk vermelden.
Maar het is natuurlijk ook belangrijk om het maakproces goed te documenteren. Het is nuttig als je, bijvoorbeeld aan de hand van concepten en/of getuigen kunt bewijzen wat jouw eigen creatieve bijdrage aan het maakproces is geweest. Dat is zeker van belang als je gebruik hebt gemaakt van kunstmatige intelligentie om jouw werk tot stand te brengen, zie ook
Werken gemaakt met kunstmatige intelligentie.
Het is ook mogelijk een zogenaamde ‘copyright notice’ op het werk aan te brengen: de welbekende © (de c van copyright in een cirkel), gevolgd door het jaartal en de naam van de maker, bijvoorbeeld "© 2020 Alexander de Leeuw". Daarmee geef je in feite aan dat je de auteursrechthebbende bent van het werk en dat je daar ook belang aan hecht. Iemand die het werk zou willen gebruiken, bijvoorbeeld in een eigen publicatie, weet dan ook aan wie hij toestemming voor dat gebruik moet vragen.
Het is ook mogelijk dat de auteursrechthebbende geen vergoeding wil krijgen voor gebruik van zijn werk en er juist belang aan hecht dat anderen er vrij gebruik van kunnen maken. Voor dergelijke situaties zijn open content licenties ontwikkeld, zoals
Creative Commons. Creative Commons bieden een vooraf vastgestelde licentiestructuur die aan een document kan worden geplakt, waaruit duidelijk blijkt welk gebruik wel en niet is toegestaan. Er zijn verschillende variaties mogelijk, zoals een licentie die elk gebruik toelaat en een licentie die vereist dat de maker van het oorspronkelijke werk altijd wordt genoemd.
Bewijspositie versterken
Omdat er in Nederland (en in de meeste andere landen ter wereld) niet zoiets bestaat als een register waar auteursrechten kunnen worden vastgelegd, is het soms lastig om te bewijzen wie het auteursrecht op een werk heeft, of wie de eerste was die het werk heeft gemaakt. Er zijn wel enkele mogelijkheden om je bewijspositie met betrekking tot het tijdstip waarop je het werk gemaakt hebt te versterken.
Zo is het mogelijk om een exemplaar van het werk (of bijvoorbeeld een foto daarvan) in een dichtgeplakte envelop aangetekend aan jezelf te versturen en deze bij ontvangst dicht laten. Let er daarbij op dat er een datumstempel op de sluiting van de envelop staat.
Je kunt je bewijspositie met betrekking tot de datum ook versterken met een depot bij de notaris. De notaris zal hier echter wel een vergoeding voor vragen.
Het Benelux Bureau voor de Intellectuele Eigendom (BBIE) biedt een mogelijkheid voor het digitaal registreren van ideeën of creaties, het zogenaamde
i-DEPOT.
Er zijn ook commerciële partijen die vergelijkbare diensten aanbieden.
Let wel, de bovenstaande maatregelen bewijzen niet per definitie wie de maker is van het werk en ze geven ook geen intellectueel eigendomsrecht, maar je kunt zo wel je bewijspositie sterker maken. Mocht je bijvoorbeeld ooit in een rechtszaak verwikkeld raken waarbij iemand anders beweert dat hij de maker van het werk is, en niet jij, dan kun je bijvoorbeeld de envelop met datumstempel bij de rechter of bij een notaris laten openen. Die ander zal dan aannemelijk moeten maken dat hij het werk al eerder heeft gemaakt dan de datum die op jouw bewijsstuk staat en dus met tegenbewijs moeten komen.