Aan het maken van een film of video werken vaak zeer veel mensen mee, die allemaal vanuit hun eigen vakgebied een eigen creatieve bijdrage leveren: acteurs, regisseurs, scenarioschrijvers, decorontwerpers, kostuumontwerpers, enzovoort. Zij hebben als maker het auteursrecht op hun eigen creatieve bijdrage. De producent is echter verantwoordelijk voor de exploitatie van de film. Om te voorkomen dat de exploitatie van een film in gevaar zou kunnen komen doordat een van de rechthebbende makers zijn toestemming intrekt, is in de Auteurswet een apart artikel opgenomen voor filmwerken.
Wettelijk vermoeden van overdracht
Volgens artikel 45d van de Auteurswet wordt van alle mede-makers van een film – behalve de makers van de filmmuziek – ‘vermoed’ dat zij hun exploitatierechten (verhuur, vertoning, verveelvoudiging, ondertitelen en nasynchroniseren) van de film op het moment dat deze vertoningsgereed is, hebben overgedragen aan de filmproducent. Dit wordt aangeduid als een wettelijk vermoeden van overdracht.
Het is mogelijk van artikel 45d af te wijken, maar dat moet dan wel schriftelijk worden overeengekomen.
Dit vermoeden van rechtsoverdracht geldt niet voor de makers van de filmmuziek. Voor hen is in het wetsartikel een uitzondering gemaakt.
Onder het vermoeden van overdracht vallen alleen de exploitatierechten op de vertoningsgerede film. Op afzonderlijke bijdragen aan de film rusten auteursrechten van de desbetreffende makers, zoals de scenarioschrijver en de regisseur. Als de producent ook wil beschikken over bijvoorbeeld het recht om het scenario te bewerken voor een remake of een sequel, dient hij de overdracht van deze rechten schriftelijk overeen te komen met de desbetreffende maker.
Daarom regelt de filmproducent de overdracht van exploitatierechten meestal samen met eventuele andere rechten in contracten met de makers van de film. In die contracten staat precies welke rechten de maker aan de producent overdraagt en hoe hoog de vergoeding daarvoor is. In sommige gevallen wordt met makers ook een winstdeel afgesproken.
In de praktijk is artikel 45d dus van gering belang.
Exploitatiebevoegdheid
De filmproducent is dus geen ‘maker’ in auteursrechtelijke zin, maar door het sluiten van contracten met de makers, dan wel via het vermoeden van overdracht beschikt de filmproducent vrijwel altijd over de exploitatiebevoegdheid van de film. Hij is dan ook de partij die toestemming kan geven voor bioscoopvertoning, filmverhuur, uitzending via tv en exploitatie van de film op dvd, video on demand etc. De producent is bovendien de aangewezen persoon die (mede namens de makers) kan optreden tegen het zonder toestemming reproduceren, verkopen, verhuren of uitzenden van de door hem geproduceerde filmwerken.
De filmproducent heeft zelf een zogenaamd
naburig recht ten aanzien van de eerste vastlegging van een film. Dit naburig recht regelt dat de filmproducent geld kan (terug)verdienen met zijn werk.
Op grond van het auteursrecht heeft de filmproducent het exclusieve recht om:
- het werk of een verveelvoudiging daarvan beschikbaar te stellen;
- de film te kopiëren;
- de film te ondertitelen en/of na te synchroniseren.
Op grond van het naburige recht heeft de filmproducent het exclusieve recht om:
- de eerste vastlegging van de film of een reproductie daarvan te reproduceren;
- de film of kopieën daarvan op de markt te brengen;
- de eerste vastlegging van de film aan het publiek beschikbaar te stellen.
De rechten die voortvloeien uit het naburige recht gelden ook voor films die niet voldoende origineel zijn om voor auteursrechtelijke bescherming in aanmerking te komen.
De naburige rechten op films
vervallen na 50 jaar, gerekend vanaf de eerste januari van het jaar volgend op het jaar waarin de film voor het eerst is vastgelegd. Deze termijn kan ook worden berekend vanaf het moment waarop de film voor het eerst rechtmatig openbaar is gemaakt.
Auteurscontractenrecht
Per 1 juli 2015 is een nieuwe regeling voor het filmauteurscontractenrecht ingegaan. Alle makers krijgen een billijke vergoeding van de producent. Scenarioschrijvers, regisseurs en de hoofdrolacteurs hebben via hun collectieve beheersorganisatie ook nog recht op een extra proportionele vergoeding van de exploitant waarmee de producent contracteert.